“Zoals altijd bekruipt hem een soort weerzin en voelt hij een dreiging die hij niet goed kan verklaren. Het is alsof alle ramen veranderen in ogen die zelfs de kleinste zonde kunnen zien. Het hoofd eraf, ik snap steeds beter waarom ze dat altijd zeggen. Want ik word helemaal gek van mijn hoofd en van al die gedachten.”
Jean en zijn familie zijn lid van een sekte. Samen met andere labadisten wonen ze op het landgoed van Slot Thetinga. Jeans moeder is fanatiek, maar zelf twijfelt hij steeds meer. Waarom straffen de broeders hem zo vaak, terwijl anderen met alles wegkomen? Waarom wil zijn beste vriend niets meer met hem te maken hebben? En wat moet hij met Hieke, die door iedereen als een kind van de duivel wordt gezien?
In drie woorden
Meeslepend, geloofsbewustzijn, geschiedverhaal
In meer woorden
Margaretha van Andel kiest ervoor om in haar proloog te beginnen met de ‘mummys fan Fryslân’. De mummies zijn gehuld in mysterie. Zijn zij de stille getuigen van de gebeurtenissen op het Slot Thetinga? Het slot waar de labadisten hebben geleefd vanaf 1675? Een sekte met volgelingen van de Franse prediker Jean de Labadie, in de hoop op een hergeboorte door God. In de proloog is er ruimte om wat belangrijke informatie te delen, voor het verhaal start. We starten namelijk 11 jaar later, Jean de Labadie is inmiddels gestorven en de sekte wordt geleid door een andere Fransman: ‘papa Yvon’. Een verre van gemakkelijke vader. Jean, vernoemd naar de Franse prediker, leeft als 13-jarige jongen ook op het Slot Thetinga. Hij doet zijn best om de kinderzegen te ontvangen van ‘père Yvon’, ook al staat hij bekend als addergebroed; een kind van ouders die niet zijn getrouwd. Jean lijkt weinig goed te kunnen doen.
In het begin van het verhaal ontmoet hij Hieke, die bekend staat als een gedrocht. Jean blijft aan haar denken, ook al zou hij haar eigenlijk moeten ontwijken wil hij kans maken op de kinderzegen. Maar waarom eigenlijk? Hetzelfde geldt voor Isaac, een blinde jongen die heel anders naar het leven op het slot kijkt dan Jean. En wat moet Jean met Rodrick? Zijn beste vriend die hem opeens lijkt te negeren, nadat hij wel gezegend is.
Margaretha weet naast het thema vriendschap, ook het Friese plattelandsleven van vroeger goed te vangen in dit boek. Naast de karakteristieke omschrijving van de omgeving, gebruikt ze gangbare Friese woorden als ‘sjoch ‘s’ (kijk eens) en ‘jild’ (geld), maar durft ook een vergeten woord als ‘grienmank’ te gebruiken; een mengelmoes. Ook gebruikt ze af en toe Franse woorden als de broeders in gesprek zijn met ‘papa Yvon’. Door het gebruik van deze woorden voel je de macht en de onmacht binnen het leven op dit slot goed aan, maar krijg je ook goed mee hoe buitenstaanders naar de labadisten kijken.
In het verhaal volgen we het geloofsbewustzijn van Jean, door middel van gebeden richting God. De ene keer als een lopende tussenzin, de andere keer als een hoofdstuk afsluitend gebed. Je volgt zijn twijfel en je zou het bijna gewetenswroeging kunnen noemen. Je leert Jean, de andere personages en het leven op het slot via kleine stukjes informatie steeds beter te begrijpen, ook binnen hun religieuze opvattingen. Jean stelt zichzelf vragen, waardoor je als lezer ook die vragen meeneemt in je hoofd. De zin over “het hoofd eraf” krijgt daardoor letterlijk meer betekenis voor de lezer zelf.
Het verhaal blijft het gehele boek door pakkend, met vaart en diepgang geschreven. Na afloop van het verhaal voelt het slot met een korte uiteenzetting hoe Margaretha het boek vorm gaf als een welkom toetje. De cover van Leon ter Molen is prachtig en treffend. De zwarte raaf staat voor christenen symbool voor de zonde, die anderen de ogen uitpikt. Dat juist de hoofdrolspelers van het boek in het oog van de raaf staan afgebeeld is een fantastische speling op het verhaal.
Het addergebroed van Slot Thetinga is een fijn geschreven, op feiten gebaseerd, historisch jeugdverhaal. Eentje dat je, vanaf het voortgezet onderwijs, juist met je ‘hoofd erop’ zou moeten lezen. Voorlezen zou vanaf groep 8 kunnen.