
“Na het eten gaat iedereen meteen slapen. Met een hongerig gevoel klimt Mathilde het trapje op. Morgen moet ze weer voor dag en dauw op. Net zoals de dag erna, de volgende dag en de dag daarop…”
‘Welkom in het kleiparadijs!’ lacht een jongen met zwart haar en donkere ogen naar Mathilde. ‘Jou heb ik hier nog nooit gezien.’ ‘Ze is mijn nichtje,’ roept Fonske. ‘Mathilde komt bij ons wonen!’ Een paar buurvrouwen kletsen zich op de dijen van de lach. ‘Als ze daar maar geen spijt van krijgt!’ ‘Trek het je niet aan, ze bedoelen het niet kwaad,’ fluistert tante terwijl ze haar klompen voor een van de huisjes uitdoet. ‘Kom, we gaan gauw naar binnen.’
De Rupelstreek, 1900. Na de dood van haar moeder komt Mathilde in het gezin van haar tante en oom terecht. Met negen kinderen wonen ze in een piepklein huisje op een steenbakkerij. Van klein tot groot, iedereen moet keihard meewerken. Mathilde schrikt van het zware leven. Al snel neemt ze het besluit om niet de rest van haar leven op een steenbakkerij door te brengen. Hoe dol ze ook is op Marie, Rosalie, Prosper en Fonske … Ze wil vluchten!
In drie woorden
Kinderarbeid, waargebeurd, schrijnend
In meer woorden
Als de moeder van Mathilde komt te overlijden en haar vader kort daarna een relatie met een andere vrouw begint, is Mathilde niet langer gewenst in haar ouderlijk huis. Haar vader regelt een onderkomen voor zijn dochter bij familie. En zo gebeurt het dat Mathilde terecht komt in het gezin van haar tante, waar grote armoede heerst. Mathilde had er eerder geen idee van dat het leven voor veel mensen zo wreed en hard was, maar ondervindt dit nu zelf. Ze hecht zich aan het jongste kind van het gezin, Fonske, over wie ze zich ook een beetje ontfermt. Ondertussen zwoegt ze net als de rest van het gezin 15 uur per dag in de steenbakkerij. Als de omstandigheden in de steenfabriek nog beroerder worden dan ze al waren moet zelfs Fonske meewerken, ondanks het feit dat kinderarbeid bij de wet allang verboden is. Het is slikken of stikken! Mathilde verlangt terug naar haar oude leven en is vast van plan zich niet neer te leggen bij de situatie waarin ze beland is. Langzaamaan smeedt ze een plan om aan haar lot te ontsnappen. Gaat dat haar lukken of is ze gedoemd tot een armoedig leven waarin uitbuiting en gebrek aan alles de boventoon voert?
Het is schrijnend te lezen hoe mensen aan het begin van de 20ste eeuw, ook in onze contreien, vaak waren overgeleverd aan de grillen en grollen van niets ontziende bazen die zelfs kinderen voor een hongerloon lieten ploeteren in hun fabriek. De erbarmelijke omstandigheden en de uitzichtloosheid van het bestaan van de allerarmsten wordt in dit boek goed weergegeven. Het ontroert en geeft inzicht in hoe het vroeger was. Daarnaast leer je ook een stukje geschiedenis kennen. Zo lees je over het opkomend socialisme, de invloed van de kerk op de samenleving en het uitbreken van de eerste wereldoorlog die zijn tol eiste.
Mathilde is geen verzonnen personage maar heeft echt geleefd, ze is namelijk de grootmoeder van de auteur, die op haar beurt heeft besloten om over het veel bewogen leven van haar oma een boek te schrijven. En dat heeft ze met verve gedaan, want wat is dit een indringend en aangrijpend, waargebeurd verhaal. Doordrenkt met grote thema’s die eigenlijk onlosmakelijk verbonden zijn met armoede. Maar wat vooral ook naar voren komt is saamhorigheid, hulpvaardigheid en strijdbaarheid. Zeker in de persoon van Mathilde die op bewonderenswaardige wijze het lot wist te tarten.
In haar nawoord blikt de auteur nog even terug en legt ze één en ander uit over de periode waarin dit verhaal zich afspeelde. Je leest daar ook dat Mathilde terecht kwam op een geleeg in de Rupelstreek (België). Het boek eindigt met een verklarende woordenlijst waarin je vooral de betekenis van veel Vlaamse woorden kunt vinden.
Dit ontroerend en realistisch verhaal over een moedig meisje en het leven aan het begin van de 20ste eeuw is geschikt voor kinderen vanaf een jaar of 11..