
Het is het water dat,
water denk niet aan later
en praat niet van vroeger,
maar blinkt in de zon,
en golft en kabbelt,
dat stromende water,
vertelt zonder praten
hoe alles begon.
Het is het water dat,
water denk niet aan later
en praat niet van vroeger,
maar blinkt in de zon,
en golft en kabbelt,
dat stromende water,
vertelt zonder praten
hoe alles begon.
‘En de weg…’
“…die houdt nooit op,’ zeg ik. ‘En wij ook niet,’ voeg ik eraan toe. ‘We blijven voor altijd in die auto doorrijden, we houden nooit meer op, onderweg naar… later.’
“Toen ik zeven werd, kreeg ik van opa Vik een eend cadeau. Geen grote. Een klein, geel dotje. Het kwam net uit het ei.” Lees verder
‘De boom was zo groot als een wereld, en als je wat onvoorzichtig tussen de takken door dwaalde, dan was je zo verdwaald. Je kon er eindeloos turen naar vergezichten van honderd kleuren groen. Je kon er uren struinen over paden van bast, langs knoesten en nerven en plasjes van dauw.’ Lees verder
‘Mogen we nog één verhaal van opa David?’ vraagt Bram. ‘Die kan zo mooi vertellen.’
‘Welkom in Umbrador, Jinna!’
‘Drieëndertig fonkelnieuwe verhalen over Ari en Loek, beetje-zus en beetje-broer!’ Lees verder
‘Iets stuk? Robber maakt het! Fiksen maakt haar blij’.
‘Meer, meer, Pianobeer! schreeuwen ze.’
Maak een beetje vaart, pak ‘m bij zijn staart! Lees verder