
‘Als ik langs de Pieterkerk loop, moet ik altijd aan dat pasgeboren meisje denken dat daar elfeneenhalf jaar geleden is gevonden. Ze lag in een dekentje gewikkeld in een biechtstoel. Op het dekentje was een briefje gespeld.’ Lees verder
‘Als ik langs de Pieterkerk loop, moet ik altijd aan dat pasgeboren meisje denken dat daar elfeneenhalf jaar geleden is gevonden. Ze lag in een dekentje gewikkeld in een biechtstoel. Op het dekentje was een briefje gespeld.’ Lees verder
Speur mee met Ozzie en Tonk Lees verder
‘Het gebeurt wel vaker dat het hard waait.’
‘Hij staat op en geeft oma Ribbel een zoen op haar wang. Oma Ribbel begint te blozen van haar kin tot aan haar krullen. ‘U bent me er eentje,’ zegt ze.’ Lees verder
‘Gisternacht heb ik al twee herten kunnen filmen. Maar eigenlijk hoop ik dat de wolven zich laten zien’. Wies slikte. ‘Wolven? Zei u wolven?’ Lees verder
Wat zie ik op je hoofd?
Wie woont er in je haar? Lees verder
‘Ik bedoel dat wanneer de Karel de Groteweg morgenochtend niet af is, ik op zoek ga naar twee nieuwe bouwers. Gesnopen?’
“Vinnie doet zijn handen in zijn zij en kijkt Flos streng aan. ‘Je weet toch wel wat je altijd tegen mij zegt als ik iets niet durf?’ vraagt hij. Flos doet zijn andere oog ook open. ‘Ja,’ zegt hij. ‘Dan zeg ik: “Snotteflos! Als je het nou gewoon eens probeert?” Lees verder
Ze ontdekken dat er nog veel meer mensen zijn verdwenen? Wat is hier aan de hand Lees verder
‘Iedereen wil een superheld zijn, toch? Nou, niet dus!’