
‘Een vallende vrucht maakt geen verschil tussen dag en nacht,’ zegt ze, kijkend naar Benedicto en Kromme Julius. ‘Hij valt als de tijd rijp is. Dat zei Tula in het hok. Wat bedoelde hij daar toch mee?’

‘Een vallende vrucht maakt geen verschil tussen dag en nacht,’ zegt ze, kijkend naar Benedicto en Kromme Julius. ‘Hij valt als de tijd rijp is. Dat zei Tula in het hok. Wat bedoelde hij daar toch mee?’

“Kimia staart in haar handpalmen. Ze kijkt erin alsof het de handpalmen van iemand anders zijn. De jaren verstreken met hard werken. De dagen hadden geen verschil. Werken. Slapen. De pijn verbijten. De hoop bewaren. Bang zijn.
Ze is negentien.”