
Auteurs: Ingrid en Dieter Schubert, Paul Biegel
Uitgeverij: Gottmer
‘ Maar als hij overdag speelde en de muziek uit de braamstruik kwam, dan bleef er wel eens een haas stilstaan om te luisteren of een kraai hield even op met krassen.’
‘ Maar als hij overdag speelde en de muziek uit de braamstruik kwam, dan bleef er wel eens een haas stilstaan om te luisteren of een kraai hield even op met krassen.’
‘Maanlicht glijdt de kamer in. Ik neem Lievens hoed en zet hem op. Ik kan niet geloven wat ik zie. In de spiegel staat een jongeman. Hij ziet eruit als iemand die ik al jaren ken maar die ik nog nooit goed heb bekeken.‘
‘De grens tussen doodnormaal en knotsgek was akelig dun, dat had ik ondertussen wel geleerd.’