‘En nu was het oorlog. De planeet aarde had de mensen de oorlog verklaard. Ze had ze alles gegeven wat een mens nodig heeft om te leven: adem, voedsel, water, vuur en schoonheid. Maar de mensen wilden meer.’ Lees verder
‘De ogen van meester Pauwel glanzen. ‘Maak je maar niet te druk,’ zegt hij. ‘Dat heeft geen zin. Er is altijd hoop. Als je dat maar onthoudt. Niemand weet hoe de toekomst eruitziet. Ook Algas niet. Hoe machtig ze ook mogen zijn.’ Lees verder
‘Denk je dat we hem weer tot leven kunnen wekken?’
‘De machthebbers kunnen alleen maar hun spel spelen omdat wij dat tolereren’.
‘Pinautomaten?’ vraag ik. ‘Om geld uit de muur te trekken,’ zegt Mo. ‘In de Bange Jaren gebruikten ze nog cash.’
“Als ik voor mijn raam uitkijk over de spierwitte torens van Surdus, denk ik altijd aan vluchten.”
Op plaatsen zo ver afgelegen dat ze alleen door satellieten worden waargenomen, komen ze tevoorschijn… rijen pinguïns die lijnen trekken over het ijs als een kronkelig handschrift op een vel wit papier. Lees verder
‘Een gevecht met zichzelf heeft nog nooit iemand gewonnen,’ fluistert ze.’ Lees verder
‘Ik begin er ernstig rekening mee te houden dat ik daadwerkelijk op de een of andere manier in 1977 ben beland.’
‘Zo werkte het blijkbaar: herinneringen moesten geactiveerd worden.’