
‘Ik schreeuw, ik rook en ik pik
De schrik van Terschelling en omtrek ben ik
Een meeuw met karakter, een meeuw uit één stuk
en als ik op je kop schijt
dan brengt dat geluk’

‘Ik schreeuw, ik rook en ik pik
De schrik van Terschelling en omtrek ben ik
Een meeuw met karakter, een meeuw uit één stuk
en als ik op je kop schijt
dan brengt dat geluk’

‘Als je deze boodschap vindt, kom dan snel naar Papegaaieneiland. Daar wacht een schat op jou! Z. de verschrikkelijke’

‘Ze hijsen het touw verder omhoog tot de fles boven water is. ‘De fles zit aan de buitenkant ook vol met dingetjes.’ ‘Ook schelpen,’ zegt Kaat. ‘Andere. Witte bultjes.’

‘Nu is er één ding dat je even moet weten: een kleinere walvis is nog nóóit gemeten.’ Lees verder

‘Ze zijn gemaakt voor deze plek, en deze plek is gemaakt voor hen.’ Lees verder

‘Welterusten, mossels en kreeften, groot en klein. Ga maar liggen, droom maar fijn.’ Lees verder

Ze reeë bovenover ’t duun
en riepe aolletweê
Kiek daè benee daè is het strand
en daè è j’ok de zeê

Ultra kende niemand die niet bang was voor de zee. Daarom waren er geen havens aan de westkant van WIldzee, lag er geen vissersvloot in Gorms Grip of de Klokmonniksbaai, ging er niemand daar hengelen en werden er geen kooien en korven uitgezet om krabben en kreeften te vangen. Lees verder

‘Boluskapers op de kust.’

De zee geeft, de zee neemt…